Coen vecht, klaagt aan en zorgt dat hij zijn gelijk krijgt. Hij strijdt met zijn familie, met instanties, met autoriteiten en met zichzelf. Nooit fysiek, maar verbaal gaat hij door, totdat hij serieus genomen wordt. Waag het niet hem af te wijzen, want dan ben je nog niet jarig. Hij kan ook niet goed tegen kritiek. Hij heeft juist behoefte aan goedkeuring en erkenning die hij niet krijgt.
Projectie
“Als al die mensen waarmee jij vecht terug te voeren zijn op één persoon, met wie vecht je dan eigenlijk?” vraag ik tijdens de lange intake. “Met mijn vader. Hij was een autoritaire man. Alles moest op zijn manier en ik had niets in te brengen. Ik stelde helemaal niets voor. Dat was de ene kant. De andere kant was dat ik zijn oudste zoon was. Na twee dochters had mijn vader eindelijk een stamhouder. Dat was wat ik waard was: de instandhouder van de familienaam, verder niets. Ik werd voorgetrokken op de andere kinderen om deze ‘functie’. Ik moest het waarmaken en ik had altijd het gevoel dat ik tekortschoot.”
Ik leg hem uit dat zijn ouders de biologische autoriteiten zijn. Die projecteert hij vervolgens op functionele autoriteiten zoals managers en instanties. Zo wordt het oorspronkelijke conflict met zijn vader keer op keer in het dagelijks leven herhaald. Coen herkent het mechanisme.
Doel
“Wat wil je hier bereiken?” vraag ik. “Ik wil mijn eigenwaarde loskoppelen van de goedkeuring van de ander.” “Wat kan je dan wat je nu niet kan?” “Dan kan ik rustig reageren in situaties die ik nu als stressvol beleef en dan ervaren anderen mij niet meer als bedreigend.”
“Wat wil je nog meer?”
“Ik wil van mijn angst- en paniekaanvallen af.”
“Wat doe jij als je bang bent?”
“Dan ga ik vechten, ik kan me letterlijk doodvechten.”
“En stel dat dat hier gebeurt, ik kom aan jou ladingen, ik raak de pijn aan, hoe zou je dan reageren?”
“Ik denk dat ik dat wel kan handelen, jij stelt je niet autoritair op.”
“Ik kom aan je ladingen dus als deze triggeren, kan dat ook bij mij gebeuren. Welke reactie van mij zou jou dan het beste helpen?”
“Mijn vrouw en ik doen dan altijd even een time-out. Dat werkt goed. Je moet niet doorduwen.”
“Oké, dat is ook hoe ik werk. Hoe zou je reageren als ik vraag of ik samen met jou de weerstand mag onderzoeken?”
“Ja, dat is een goeie, daar word ik rustig van.”
Ik kijk Coen aan. Ik voel een klik met hem.
“Ja,” zeg ik, “Ik wil graag met je werken. Wil jij dit proces ook met mij aangaan?”
“Heel graag.”
Beerput
Tijdens de gesprekken blijkt de grote kwetsbaarheid die onder de boosheid ligt. Als we de boosheid-lading zouden weghalen, heeft hij het gevoel dat hij zich niet meer kan verdedigen. Dan wordt hij een speelbal van anderen en is hij overgeleverd aan willekeur. Hij wordt dan als het ware weer dat kleine jongetje dat niets had in te brengen. Angst en verdriet overspoelen hem. Ik haal hem er iedere keer uit met nonsens als welke pindakaas hij het lekkerst vindt en wat de kleur van zijn dekbed is. Coen lacht, hij leert dat hij niet de lading is, maar een lading heeft. Zodra zijn focus ergens anders naar toe gaat, is hij eruit. Dat is een nieuwe ervaring.
Als we de ladingen willen gaan neutraliseren, vraagt Coen zich ineens af of hij deze beerput wel wil opentrekken. Hij heeft geen idee wat er allemaal uit gaat komen. Hij realiseert zich dat de problemen die hij met anderen heeft ook door zijn eigen ladingen komen en begrijpt dat anderen reageren op zijn agressie. Dat is confronterend.
Ik laat hem erbij stil staan. Voordat we verder kunnen met de sessie moet duidelijk zijn of hij wel of niet verder wil met de therapie. Ik begrijp dat de onderliggende kwetsbaarheid groot is. Als ik hem nu forceer, dan word ik de autoriteit die zegt wat goed voor hem is, dan versterk ik het probleem. Dat is niet de rol van een emotief therapeut. Ik ben juist een tomtom (zie mijn blog ‘de therapeut als tomtom’). Ik bepaal niet de therapie, dat doet Coen.
“Ja,” zegt Coen dan. “Ik ga door, ik ben verplicht aan mezelf om dit probleem op te lossen. Ik ben het verplicht aan het kleine jongetje dat ik ben geweest en ik ben het verplicht aan mijn vrouw. Ga maar door.”
“Gun je dat jezelf ook vanuit liefde voor jezelf?”
“Ja, dat gun ik mezelf. Vanuit liefde voor mezelf en mijn vrouw. Hoe zwaar dat proces misschien ook wordt. Ik wil vrij zijn van dit patroon.”
De ladingen gaan makkelijk weg. Na de sessie staat hij te tollen op zijn benen. Eerst maar even een wandelingetje maken voordat hij in de auto stapt. We zijn er nog niet, maar het begin is er.
Er is moed voor nodig om in therapie te gaan. De meeste mensen gaan pas in therapie als de pijn niet meer is uit te houden. Er is nog meer moed voor nodig om de strijd te staken.
Hoe gaat het met jou?
Hoe gaat het met jou? Ben jij ook aan het vechten? En zo ja met wie? Hoe groot is jouw pijn en heb jij de moed om er iets aan te doen? Voel je vrij om dan contact met me op te nemen.
Comments